i. 'Con te partiro' was te luguber, dacht je
eerste vignet uit Wido's woelige wirwarwerkelijkheid
“Het zal niet lang meer duren voor de Fernand.”
- de Bidon, a.k.a. tante Dora
eind december 2017, Melsele
Je zit een dag voor kerstavond, de belangrijkste familiebijeenkomstavond in het jaar, in Melsele bij de Bidon, je grootmoeder, de moeder van je vader Bruno. Pronken kan ze als ze de beste, overal is ze naar eigen zeggen de netste. Ze was de Kanye van de ijdelheid - maar terecht.
Ook al zijn je ouders al zo’n 16 jaar gescheiden, toch zijn je moeder en de moeder van je vader goed bevriend gebleven. Je moeder Nicole, Nicky voor de familie, kapster van opleiding, kwam bij speciale gelegenheden altijd het haar van de Bidon doen. Volume, kleuren, van bordeaux over acajou naar grijs laten, ze nam de tijd om de Bidon nog meer te doen stralen, om haar vervolgens met een soort vanzelfsprekendheid in de spiegel te zien staren met een blik van: “Ja, heel net hé.”
Het waren de weinige momenten dat je je moeder zag. Zij woonde aan de Belgische kust, in Oostduinkerke, en op bezoek gaan bij haar deed je nauwelijks. Kleine woonst, dat tristessegevoel van ‘is dat nu haar leven?’ ontwijken en het zo erger maken voor haar, zeker omdat je sinds je 15e niet meer bij haar woonde, louter occassioneel op bezoek kwam. Ze had het hart op de tong, een gat in haar hand en meerdere littekens in haar ziel. En toch. Het was je moeder. Jij was haar zoon. Zij was als enige onder de indruk van het miskleunstuk van enkele maanden eerder, waarin je je verreweg van je principes en instincten liet leiden. Je was wrikbaar geworden, veranderd, hoopte dat de weg van de minste weerstand - behalve die van jezelf tegen jou - de juiste was. Het was de weg die je al lang werd aangeraden, ook al had je successen geboekt met projecten waarin louter jijzelf bij aanvang geloofde. Maar goed: je moeder was trots, zoals jij ook trots was toen ze drie jaar eerder insprong in een andere theatervoorstelling van jou. Ze acteerde puntgaaf, bracht de sterkste scène uit je oeuvre en kreeg een open doekje van het publiek. Telkens als je het aankondigde, dacht je geliefde, Wiene, die de hoofdrol speelde, dat je haar ten huwelijk zou vragen. Het ene sloot het andere niet uit. Je had het beter gedaan, sterren komen en gaan, zij is de liefde van je leven en ergens ben je astrant genoeg om te denken dat jij ook die van haar bent geweest/had kunnen zijn, zonder jezelf te veranderen. Geen huwelijk.
Twee weken later ging je met de trein naar Oostende - springen kwam toen nog niet ter sprake. Je belde je moeder, ze vroeg je langs haar huisarts te passeren, ze was ziek, die had bloedstalen afgenomen, je moest de resultaten ophalen. Dat deed je. Je kwam eigenlijk om het internet te installeren in haar nieuwe woonst. Weinig geld en een gat in beide handen resulteert in onverschilligheid jegens facturen en kostenbesparing. Je belde aan, de deur ging open en daar stond ze: de moeder van je moeder, overleden in 2001, Maman, de fiere dame die het eervol zou hebben gevonden dat je nu in de Modebuurt van Antwerpen woont, de Nationalestraat dan nog, de vrouw die twee kinderen baarde met een Italiaanse baron, ja, die heeft je getoond hoe vergankelijkheid werkt. Het was Maman niet. Het was je moeder, 15 kilo vermagerd in zo’n twee weken tijd, en ze was zo’n 1m54, schat je, en ze was al wat vermagerd. Zorgelijk.
De verteller van dit relaas heeft in een eerder stuk - dat je hierboven kan lezen - de situatie gefictionaliseerd zonder de waarheid geweld aan te doen. Er was gewoon een context nodig om de titel Wat ik zie is slecht verzonnen te doen werken. Om niet in herhaling te vallen: we moesten met een taxi naar het ziekenhuis, ze ging daar nooit meer weg, de laatste dag van haar leven beloofde je haar - terwijl ze in een coma lag - dat ze een kleinkind zou krijgen dat zeer goed zou weten wie zij was - en oh, wat praat Aster zo vaak over je, en oh, hoe gek was je van hem geweest. Niet dat er sprake van sterven was, dat was iets voor over 2,5 jaar pas, aldus dokter Wiene, maar enkele uren later kreeg je telefoon van verpleegkundige Wiene dat je moeder in een diepe coma verzeild was geraakt en je best naar Oostende kon terugkeren, naar het ziekenhuis waar ze ‘verzorgd’ werd, alleszins erg genoten heeft van de hemels lekkere pannenkoeken van Wiene, een van de weinige mensen die je moeder kon verdragen, meer zelfs, ze had een boon voor haar en vond haar een geweldige kokkin. Geluk gewisseld in tristesse en vele jaren later is ook dat een besmeurd portret.
De dag voor kerstavond kwam de buurman van de Bidon langs, nonkel Fernand, een van de broers van de echtgenoot van de Bidon, den Bassin, zoals jij hem noemde, maar hij heette Firmin, Firmin Vanderlinden, die exact drie dagen voor Maman, née Joséphine Emmers (uit te spreken als d’èmmèrse, ook met de arbitraire toevoeging van de kleine d als ze haar naam spelde, noblesse oblige en zo niet: liegen) aan dezelfde vreselijke ziekte was gestorven. Nonkel Fernand en je moeder spraken geregeld samen af, dan gingen ze eten aan de zeedijk, maar Fernand was facteur op pensioen, en dat betekende dat je altijd aan Sjachem-Met-Droge-Lever-Die-Altijd-Dorst-Heeft uit Suske & Wiske moest denken als je hem zag. Maar de laatste tijd waren er te veel voorvallen die op achteruitgang wezen, wat de Bidon na zijn pintjepassage tot de quote aan het begin van dit vignet ontlokte.
Minder dan twee maanden later sprak ik voor de derde keer in mijn leven het slotwoord van een begrafenis. Mijn moeder, wier doodskist ik van de laatste nagel heb voorzien. Want ja, je was helemaal jezelf niet, je hield je kranig, sterk, dan vergeet je al eens of je in de eerste of de tweede persoon schrijft achteraf, omdat het een sneeuwbal was die al gigantisch was, maar niets vergeleken met wat je nog te wachten stond. Bij de liedjeskeuze in de kerk stond La mamma van haar god Charles Aznavour vast, en dan wilde je zus Fleur (het eerste kind van je moeder, ze is maar vier jaar jonger dan je vader) nog een nummer van Andrea Bocelli. Con te partiro is natuurlijk bekend, maar je had toen nog niet de noodzaak gevoeld om dat als outro van je elegie te laten fungeren. Wat je wel hebt geleerd - het kwam een jaar later van pas en een jaar later was je het weer vergeten: eren doe je volgens de wens van degene die te eren valt, op je eigen manier, niet op een sjabloonmanier. De katholieke mis was saai, koud, traditioneel, en je moest vaart maken. Je had 5 minuten spreektijd gekregen en nam er 15, kreeg een applaus achteraf, als was het een performance, en ook wat kritiek achteraf, à la dat je te snel sprak. Je voelde je schuldig dat je het niet goed had gedaan, haar niet goed hebt kunnen eren, je liet opjagen door koude, tijd en restricties. Nooit meer, dacht je.
Spoiler: het is februari 2025, Wido kijkt in de badkamerspiegel en ziet een Yannick die dringend eens op bezoek moet bij Wido’s nonkel Fernand, zijn eigen nonkel Frans. De kans dat hij jou overleeft is groot, vrees je, want hij zou 130 mogen worden, het zou nog geen probleem mogen zijn. Maar ja, een sneeuwbal rolt en rolt, het vriest, het is koud, en wat moet je doen in de koude? Naakt tegen elkaar liggen om lichaamswarmte uit te wisselen. Ik lig naakt in de sneeuw, jij ligt naakt in de sneeuw, one and the same, what’s the use between death and glory?
De Bidon, die zou een betere elegie krijgen over twee decennia, die uiteindelijk maar zestien maanden zouden duren. Je kijkt in de spiegel en beseft dat voor wie wacht alles steeds te laat komt. Durf rigoureus te zijn, uit het hart, dat verdien je, bied jezelf clementie, je bent geen monster, nooit geweest, je bent transparant over je fouten, altijd geweest, nu heb je eruit geleerd.
Sommige rouw valt te overkomen - maar niet wanneer de persoon zonder fysieke verslaving een lijdend voorwerp blijft. Geef hem een reden. Een goede. Dit is geen apotheose. Dit is een instappertje. Tussen allerlei anekdotes volgen nog twee elegieën en een elaborate afscheidsbrief voor het geval dat. Dresscode, minimumspreektijd, it’ll be my party and you’ll cry because what I am is what I am and you are one and the same on a sad, sad planet.
Je staat in de badkamer, kijkt in de spiegel en zegt naar Once Upon a Time in Hollywood: “Hey! You’re Wido fuckin’ Vanderlinden. Don’t you forget that.”
Ik vraag me af tegen wiens weerkaatsing ik aan het praten ben.



